Als een werkgever een werknemer wil ontslaan, kan hij er voor kiezen een
ontslagvergunning aan te vragen bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI)
of een ontbindingsverzoek in te dienen bij de kantonrechter. Dit zou zo erg
niet zijn, als de uitkomst van beide routes gelijk was, maar dit is nu net
niet het geval. Het CWI en de kantonrechter hanteren verschillende criteria
voor eenzelfde ontslag. Het zou dus kunnen gebeuren dat je er wel uitvliegt
als je werkgever voor de ene route kiest en dat je mag blijven als hij
toevallig voor de andere heeft gekozen.

Daar komt nog bij dat het CWI geen ontslagvergoeding mag toekennen en
de kantonrechter wel. Het kan dus ook gebeuren dat je via de ene route met
lege handen op straat staat en via de andere met een leuke vergoeding.

In de discussies die hierover gevoerd zijn, wordt steeds geopperd om het CWI
dan maar af te schaffen en alleen de kantonrechter nog over ontslagen te
laten oordelen. Het rare aan deze oplossing is dat je dan de instantie die
een ontslag op basis van duidelijke voor iedereen te raadplegen regels
beoordeelt, afschaft en de instantie die zulke regels niet heeft in stand
houdt.

Het CWI beoordeelt een ontslag op grond van het ontslagbesluit en eigen
beleidsregels. De Kring van Kantonrechters heeft enkel regels opgesteld over
de hoogte van ontslagvergoedingen. Naarmate de werknemer onredelijker is
behandeld, wordt de vergoeding die hij krijgt hoger. In de meeste gevallen
vliegt hij er hoe dan ook uit. Ontslagbescherming wordt zo dus eigenlijk
afgekocht.

Wat te doen? In het proefschrift van Grace van Arkel staat een
oplossing. Zij promoveerde onlangs aan de Erasmus Universiteit. Van Arkel
stelt voor het CWI te laten oordelen over bedrijfseconomische ontslagen en
de kantonrechter over alle overige ontslagen.

Laat iedere instantie doen waar zij goed in is, is de gedachte. Het CWI
behandelt nu ook al drie kwart van de ontslagen om bedrijfseconomische
redenen en heeft dus expertise opgebouwd in dit soort complexe ontslagzaken.
Bij dit soort ontslagen moet worden bepaald of het werkelijk zo slecht gaat
met een bedrijf dat er mensen uit moeten en vervolgens moet worden
vastgesteld wie er dan wel uit moet. Vaak gaat het om meerdere werknemers.

De meeste zaken die de kantonrechter behandelt, gaan over verstoorde
arbeidsrelaties. Hierover hebben de kantonrechters de meeste kennis in huis.
Laten zij zich dus alleen hier nog mee inlaten. Net als het CWI moeten de
kantonrechters dan wel eenduidige criteria opstellen op grond waarvan zij
een ontslag beoordelen.

Is er geen grond voor het ontslag, dan moet de werknemer kunnen beslissen of
hij in dienst blijft of weggaat met een vergoeding gebaseerd op zijn
dienstjaren en de mate van nalatigheid van zijn werkgever. Wordt het de
werkgever tijdens de procedure te heet onder de voeten, dan kan hij zijn
ontbindingsverzoek altijd nog intrekken.

Het leuke aan deze verandering van het stelsel is dat het kabinet haar
best gewoon zonder overleg met de werkgevers en werknemers kan invoeren.
Wachten op de participatietop die al maanden wordt uitgesteld, is dus niet
nodig. Tijdens die top, als die er ooit komt, kunnen werkgevers en
werknemers bekvechten over het ontslagstelsel.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl